Profile
Blog
Photos
Videos
We kunnen pas vanaf acht uur ontbijten bij ons pension, en om half negen hebben we al afgesproken met een gids om te gaan kanoën in het Nationaal Park Tortuguero. We kunnen al iets voor achten onze bestelling plaatsen, en het is maar honderd meter lopen, zodat we precies op tijd bij de kade aankomen. De gids, Steve, is dezelfde die ons gisteren bij aankomst met de taxiboot opwachtte. Hij blijkt een oudgediende te zijn, die al in verschillende natuurparken verspreid over het land heeft gewerkt. Ieder natuurpark in Costa Rica claimt dat ongeveer de helft van de totale nationale fauna er voorkomt, hoewel dat voor veel dieren dan natuurlijk niet meer dan één enkele waarneming in een eeuw geweest hoeft te zijn. Steve kent echter wel heel veel van alle in het land voorkomende planten en dieren. Hij kan ook goed uitleggen waarin de verschillen zitten tussen de verschillende parken, en waardoor deze worden veroorzaakt. Door zijn ervaring ziet hij ook dieren die anderen zullen missen.
We stappen in een grote zespersoons kano, met Steve achterin. We varen eerst langs de kant naar het kantoor van het park, waar Steve voor ons toegangskaarten koopt. We steken dan de brede Rio Tortuguero over, waarna we aan de overkant heel langzaam langs de bomen gaan varen die overal over het water heen hangen. Hoewel de rivier hier licht brak is, is ze toch te zoet voor de ontwikkeling van mangrovebos, wat we op veel andere plaatsen wel hebben gezien. Steve wijst ons op vogels, kikkers, hagedissen en bijzondere planten en vruchten. Omdat we nu zo langzaam gaan, hoef ik niet meer mee te peddelen, en heb mijn handen vrij om foto's te maken. We varen om een eiland heen. Zo nu en dan komen we andere boten met natuurliefhebbers tegen, al dan niet gemotoriseerd. Veel land was vóór 1975, toen het park werd ingesteld, in gebruik voor de oogst van waardevolle bomen. Het bos wat sindsdien is teruggegroeid heet secundair bos en bestaat grotendeels uit lagere, snelgroeiende boomsoorten. Hier en daar staan nog wel hoge bomen die de kappers toentertijd hebben laten staan. Het zal eeuwen duren voordat het bos, als we het verder met rust laten, weer bestaat uit de plantensoorten die horen bij een primair bos, met langzaam groeiende bomen, met veel soorten per vierkante kilometer, die dus per soort dus maar weinig voorkomen. Het kronendak is dan zo gesloten dat slechts 2% van het licht de bodem bereikt.
We varen nu een smalle riviertak op, waar we geen andere toeristen meer tegen komen. We zien grote zwarte vogels die verwant zijn aan aalscholvers, en die na een duik onder water net als aalscholvers hun vleugels wijd open moeten klappen om ze te laten drogen. In het water zien we drijvende eilanden van plantjes die nauw verwant zijn aan de rijst. Op in het water liggende boomstammen warmen grote zoetwaterschildpadden zich op in de zon.
Steve wijst op iets naast een stok in het water. We liggen er vlak bij, maar ik kan toch niet goed zien wat het is. Het is bruin, en er liggen bruine blaadjes naast en overheen. "Is het een pad?", vraag ik. "Nee", lacht Steve, het is de kop van een gecamoufleerde kaaiman. Ik kijk nog eens goed en zie dan een paar decimeter van me vandaan neusgaten open en dicht gaan. Alleen een paar stukjes van de kop zijn zichtbaar, de rest van het reptiel ligt verborgen onder bladeren en takken. Even later zien we nog een tweede kaaiman op de oever liggen.
Op de terugweg zien we in de bomen een paar howler monkeys. Hun gebrul, dat kilometers ver kan klinken, hadden we al veel eerder gehoord.
Na een paar uur varen zijn we weer terug bij het dorp, waar we Steve hartelijk bedanken voor zijn deskundige begeleiding. We vragen aan hem de toegangskaartjes van het park, want we willen 's-middags nog een trail lopen die achter het parkkantoor begint.
Maar eerst gaan we genieten in een zaakje dat we hebben ontdekt met een uitgebreide kaart met smoothies en vruchtendrankjes.
Zodra we het terrein van het parkkantoor opstappen, worden we benaderd door een behulpzame parkranger. Hij vertelt waar de trail begint, hoe ver het doorloopt, en dat we weer via dezelfde weg terug moeten. Met de eerste paar honderd meter steken we de landtong over van de rivierzijde naar de zeezijde. Het pad loopt daarna evenwijdig aan het strand, op tien tot honderd meter afstand. Iedere honderd meter is er een pad dat vanaf de trail naar het strand loopt. Alle paden hebben een hectometermarkering op een boomstam van grote zwarte letters op een witte achtergrond. Later horen we dat deze bedoeld zijn voor de onderzoekers die iedere nacht vele kilometers van het strand afstruinen op zoek naar eieren leggende zeeschildpadden.
We maken zo nu en dan een doorsteekje naar het strand, waar 's-nachts waarschijnlijk meer mensen te vinden zijn dan nu, want nu is er niemand. We zien ook geen boten. Met alleen maar palmen en andere bomen langs het strand zou je het paradijselijk kunnen noemen. Alleen het aangespoelde plastic werpt hier een smetje op.
Op het strand zien we op veel plaatsen de brede sporen die we gisteravond voor het eerst hebben leren kennen. Het zijn sporen van grote zeeschildpadden die het strand zijn opgeschoven om daar hun eieren te leggen. Op enkele plaatsen kunnen we zien waar ze hun nesten hebben gemaakt, omdat ze daar de kuilen niet volledig met zand hebben dichtgegooid. Bij het graven van hun kuilen komen ze waarschijnlijk regelmatig eieren tegen van voorgaande jaren, die al dan niet zijn uitgekomen. Op het strand zien we namelijk veel papierachtige eierschillen liggen. Veel ervan zijn helemaal opengevouwen, die zijn mogelijk uitgekomen, andere zijn nog vrijwel intact en bolrond, daarvan is het embryo waarschijnlijk allang tot stof vergaan.
Op hectometerpaal 60 staat "Fin". Volgens de parkranger is dat het einde van de trail. Het pad loopt echter verder, maar wordt zo te zien veel minder gebruikt. Ik loop nog een paar honderd meter verder, maar wil Hetty niet te lang voor paal (60) laten staan. Later horen we dat vanaf dit punt op deze smalle landtong 28 jaguars leven. Ze zijn verzot op zeeschildpadden. Nadat ze de kop eraf hebben gebeten, trekken ze met hun klauwen het vlees uit het schild. Voor mensen schijnen ze echter niet gevaarlijk te zijn, mits je ze niet de rug toekeert en gaat rennen.
We lopen terug naar het dorp en kopen bij een strandventer twee verse kokosnoten. Nadat we met een rietje het sap hebben opgedronken slaat de verkoper de noten met een kapmes in vieren en vervaardigt van de bast vakkundig een schrapertje, waarmee we het vruchtvlees kunnen losmaken en opeten.
We gaan op zoek naar een informatiecentrum dat ik op de kaart heb zien staan, een paar honderd meter buiten het dorp. Het blijkt een zaaltje te zijn met informatiepanelen over zeeschildpadden en andere natuur in de omgeving, en een ander zaaltje met een informatieve film over zeeschildpadden. Het centrum blijkt ook de basis te zijn van de professionele en vrijwillige onderzoekers en van stagiairs en studenten. Het onderzoek naar en de bescherming van zeeschildpadden sinds de jaren 50 in Tortuguero heeft model gestaan voor werk elders op de wereld. De dienstdoende stafmedewerkster weet al onze vragen deskundig te beantwoorden.
Theo
- comments