Profile
Blog
Photos
Videos
Tijdens het klimmen van de Huayna Potosí had ik mezelf beloofd dat ik, als ik de klim en de kou zou overleven, direct een ticket zou boeken naar warmere oorden. Zo gezegd, zo gedaan en twee dagen later vloog ik met een piepklein hobbeldebobbel vliegtuigje richting de Amazone! De vlucht was echt prachtig: eerst over het hooggebergte (om de Huayna Potosí!) en later over de krullende zijrivieren van de Amazone. Het vliegtuigje landde op een modderige ¨landingsbaan¨ en toen ik het vliegtuigje uitstapte was ik zo blij: het was heerlijk warm!! Eindelijk!! Het was echt een bijzonder en speciaal moment toen ik dankzij de heerlijke warmte alle lagen kleren uit kon trekken (en mijn kleren eindelijk weer eens kon wassen: hoognodig!!).
De volgende dag ben ik de jungle ingegaan! Samen met een gids, drie Israëliërs en oneindig veel muggen sprong ik op een inimini bootje en zijn we al varende de Amazone gaan verkennen. Het was echt super! Het stikte er van de krokodillen, kaaimannen, schilpadden, vogels, dolfijnen, anaconda´s ('s werelds grootste slang), capibara´s ('s werelds grootste knaagdier), luiaards ('s werelds meest luie dier) en vele typen apen (waaronder de Howler monkey, die 's werelds meest irritante geluid ooit maakt!). Ook over ons junglestulpje was ik erg te spreken en vooral de hangmatten vielen erg in de smaak (waarom Nederlanders niet aan siësta doen is mij echt een raadsel!). Het avondeten bestond oa uit piranha´s die we zelf moesten vissen. 's Avonds gingen we er op uit voor de wildlfe-by-night, maar het enige dat we zagen waren de vele fel paarsroze ogen van de krokodillen die ons goed in de gaten hielden. Hierna stonden er koude biertjes, hangmatten en gitaarmuziek op het programma. Erg vervelend dus allemaal!
De laatste dag zouden we gaan zwemmen met de dolfijnen maar we durfden het water niet in. Volgens onze gids zouden de dolfijnen ons beschermen tegen de piranha´s en krokodillen (er lagen zeker 5 krokodillen op de kant op 2-5 meter afstand en een extreem grote krokodil was 3 meter van ons bootje koppie onder gegaan) maar bij gebrek aan scholen dolfijnen vonden wij het toch een beetje riskant en hebben het dus maar bij pootje baden gehouden.
Het was helaas niet altijd even veilig in de jungle. Op een nacht werd ik wakker en zag tot mijn grote schrik dat er iemand met een zaklampje in onze spullen aan het snuffelen was. Gelukkig was ik net op tijd wakker en heb de inbreker weg kunnen jagen en ben zelfs een stukje (stoer als ik tegenwoordig ben) achter de vent aangerend!
Na 5 dagen warmte was het helaas weer tijd om terug naar de kou te gaan (Bolivia klinkt als een warm land, maar dat is het echt, echt, echt niet!). Eerst stond Sucre op het programma, een prachtige stad, heerlijk eten en ik heb er leuke mensen ontmoet waarmee ik de Boliviaanse wijn heb ontdekt. Ook ontdekte ik dat mijn Spaans niet helemaal klopte... Ik kwam er achter dat ik de woorden goedkoop en dronken door elkaar haalde. Het werd mij ineens duidelijk waarom de verkopers mij altijd raar aankeken als ik doodleuk vertelde dat ik dronken was...
Na een paar dagen buste ik door naar Potosi, de hoogste stad ter wereld (4060 m). De busrit was niet erg aangenaam aangezien ik van mijn plekkie gestoten werd door een vervelende dikke vrouw die vond dat ze mijn plek had verdiend omdat ze 7 kinderen gebaard had... Ik was gedoemd om voor in de bus op de grond te zitten met 8 Boliviaanse mannen op mijn schoot... Volgende keer zorg ik ervoor dat ik ook wat kinderen gebaard heb, dat zal haar leren!
De stad Potosi is ooit (17de of 18de eeuw) de rijkste stad ter wereld geweest dankzij de zilvermijnen. Het zilver is nu op maar de mijnen zijn nu nog in gebruik voor mineralen en andere metalen. De berg waarin de mijnen zich bevinden is ondertussen een gatenkaas geworden en experts verwachten dat de hele berg binnen nu en 20 jaar volledig instort. De werkomstandigheden in de mijnen zijn verschrikkelijk en de gemiddelde mijnwerker gaat binnen 10 jaar dood. Om het allemaal wat aangenamer te maken eten de mijnwerkers de hele dag door cocabladeren en drinken ze een drankje met een alcoholpercentage van 96% (wij gebruiken de 70% versie in het lab om alles mee te ontsmetten...).
Ik wilde graag een kijkje nemen in de mijnen en na een garderobewissel, uitleg over het leven hier, een slokje uit de fles (bijna pure!) alcohol en het kopen van de nodige cadeautjes voor de mijnwerkers (cocabladeren, sigaretten, alcohol en dynamietstaven) was het tijd om de mijn in te gaan. De gangen waren erg vies, stoffig, donker en vooral klein. Ademen was door de combo hoogte (4300 m), diepte (tot honderden meters diep) en een overmaat van giftige stoffen (1,5 jaar niet gerookt naar de knoppen) bijna ongemogelijk!
Eerst moesten we een bezoekje brengen aan de god van de mijn: De Duivel. Een schietgebedje werd sterk aangeraden en ik heb de Duivel dus gevraagd of hij mijn verblijf in de mijnen zo fijn mogelijk wou maken... Bidden voor de duivel bleek achteraf een heel stom idee...
We kropen op handen, voeten en billen steeds dieper de grond in, de gangetjes werden steeds kleiner, nauwer en steiler. Na een half uur door het giftige stof te hebben gekropen en mijn extreem claustrofobische gedachten genegeerd te hebben waren we ongeveer 100 meter onder de grond... Hier begon de ellende. Ik was bezig met het maken van wat foto´s en zag dat mijn groep al wat vooruit was gegaan. Ik kroop zo snel als ik kon achter ze aan maar hun lichtjes bleven ver weg. Na ongeveer 10 minuten kwam ik er achter dat de lichtjes die ik aan het volgen was van een groepje mijnwerkers was. Ik vroeg de mijnwerkers of ze wisten waar de toeristen waren. Ze vertelden me dat ze boven waren. Toen ik vroeg hoe ik naar ze toe kon gaan wezen we twijfelend allemaal een andere kant op…. Aangezien mijn telefoon hier geen bereik had en er waarschijnlijk geen hotline voor verdwaalde mijnwerkers bestaat besloot ik dat de enige optie was om terug te lopen. Met mijn talent voor verdwalen kwam ik uiteraard totaal ergens anders uit...
Ik probeerde niet in paniek te raken (niet makkelijk als je als enige vrouw met 7000 mannen in een donkere en giftige mijn 100 meter onder de grond zit...) en een plan te maken. Ik bedacht dat ik de grootste en meest stabiel uitziende gang zou nemen (groot = 1 meter breed en 1,6 meter hoog) om cave-in´s (er stort elke dag wel ergens een gang in) te vermijden. Ik wou net als Hans en Grietje een spoor achter laten om mijn weg terug te vinden in geval van nood. Ik had helaas geen broodkruimels maar alleen maar geld, dynamiet en andere zware explosieven op zak. Met mijn Nederlandse instelling (practich en gierig) besloot ik hiervan af te zien...
Na ongeveer 10 minuten lopen in de donkere gangen onder begeleiding van het geluid van gesprongen pijpen en dynamietexplosies werd ik ineens bijna overreden door een mijntrein. Ik kon net op tijd tegen de muur springen en de trein raakte me echt net niet. De mijnwerkers stopten de trein en keken me raar aan. Blijkbaar zien de mijnwerkers niet vaak een blonde vrouw in haar eentje zo diep in de mijnen. In mijn beste Spaans vroeg ik ze zo stoer mogelijk waar de uitgang was. Ze moesten lachen en dachten dat iemand een grap met ze aan het uithalen was... Nadat ik ze de ernst van de situatie had uitgelegd, beloofden ze me te helpen zodra ze hun werk hadden afgemaakt.
Ik sprong dus in het treintje en reed gezellig met de mannen mee. We maakten grapjes en ze kletsen me tijdens hun werk de oren van mijn hoofd! Maar toen de mannen zagen dat na 20 minuten mijn ogen toch een beetje waterig werden staakte ze massaal het werken en kwamen ze me allemaal heel schattig troosten. Ze besloten dat ik zo snel mogelijk de mijn uit moest en mijnwerker René Floris zou mij begeleiden.. Na ongeveer 20 minuten lopen, kruipen en kletsen hoorde ik vanuit het donker ineens mijn naam... Het was mijn gids! We waren beiden zo blij om elkaar weer te zien dat we elkaar in de armen vlogen en begonnen te huilen. We waren zo gelukkig dat alles nu goed ging komen dat we ter plekke een biertje moesten drinken. Uit dankbaarheid gaf ik René Floris mijn dynamiet en een weeksalaris en moest ik hem beloven dat ik de foto´s van ons naar hem op zou sturen. Na een stevige knuffel liep ik verkleed als een boliviaanse mijnwerker -de uitgang die ik nam is streng verboden voor toeristen- de mijn uit. Ik begon te huilen toen ik de zon zag en weer veilig kon ademen! Ik ben uiteindelijk ruim een uur alleen in de mijn geweest en ik ben echt zo blij dat alles goed is gekomen! Geweldig om de minen vanuit dit perspectief te zien en in plaatsen te zijn geweest waar nog nooit een toerist is geweest, maar echt: Ik ga never-nooit-niet ooit nog is een mijn in!! Wat ik overigens erg grappig vond was dat gister (hier in Argentinie) een jongen me vertelde dat hij een verhaal had gehoord over er een blond meisje die recentelijk verdwaald was geraakt in de mijnen van Potosi... Nieuws reist blijkbaar sneller dan ik door Zuid-Amerika!
- comments
José Luís Carrasco Een heel indrukwekkend verhaal met een happy-end. Het zou wel heel tragisch kunnen aflopen, aangezien de `tio`, de duivel, de mijnwerkers niet in dank zou afnemen het meisje met goud haar en lieve glimlach van hem weg te hebben genomen. El Tío zou daarom de mijnwerkers nooit meer van zijn hart van duisternis weg laten. Andersom, of het meisje op de Tío verliefd zou worden, weet ik niet. Wel weet ik dat het meisje tot de eeuwighied in de duisternis zou moeten verblijven...