Profile
Blog
Photos
Videos
Aankomen in Israël was eigenlijk een kleine schok. Zonder overgang werden we gedropt tussen allemaal blanken in een extravagante versie van Benidorm: rijke gepensioneerden in witte broeken en zeemanspetjes met naast hun te schaars geklede madammen op leeftijd, de nieuwe rijken van Rusland met hun opgespoten blonde poezen, vrolijk zwemmende dolfijnen in een afspanning in de zee "swim with dolphins in their natural habitat", hotel naast hotel, shoppingmall na shoppingmall...In de winkels en op straat werden we in het Hebreeuws aangesproken, niemand staarde ons aan...alsof we hier thuis hoorden?! In Afrika was het alsof onze huid licht gaf, zo snel werden we opgemerkt. Waarna we ongegeneerd werden aangestaard, vaak ook vergezeld met Hey Mzungu, Faranji,...of andere lokale varianten van het "Witte". Geen enkel moment kan je anoniem rondlopen zoals je thuis over straat loop. Omdat we altijd kamperen, waren er ook weinig momenten dat we ons hiervan een beetje konden afschermen. Aangekomen op een camping, had er zich meestal al een publiek verzameld om elke kleine handeling van ons aandachtig te bekijken. Gewone dingen zoals koken, thee drinken, de was doen, de tent opzetten of gewoon "zijn" was voor hun al een spektakel. Na meer dan een jaar in het middelpunt van de belangstelling te staan wanneer we een dorp of een stad binnenreden, voelde dit dus deels als een verademing. Maar langs de andere kant drong het door dat Afrika nu echt wel onherroepelijk achter ons lag. Samen met het besef dat we het nog heel hard zouden missen.
Toch hadden we op sommige momenten tijdens de reis genoeg van "Afrika". Zeker na enkele maanden Oost-Afrika kregen we het gevoel dat we nood hadden aan iets nieuws. Gelukkig gaven de woestijnen en de mensen van Soedan en Egypte ons toen net wat we nodig hadden, we kregen andere culturele invloeden en in de woestijn vonden we de privacy die we zochten. En nu was het tijd voor weer iets helemaal anders. Al van toen we van deze reis begonnen dromen, hoorde het Midden-Oosten bij het hele plan: Turkije, Syrië, Jordanië,...het was een even belangrijk deel als de tocht door Afrika. Maar de problemen in Syrië staken daar een stokje voor. Net voor vertrek keerden we alles om...we zouden starten in Zuid-Afrika en tegen dat we een jaar later in het Noorden aankwamen, zou alles wel weer overgewaaid zijn zeker? Niets was minder waar, de problemen groeiden uit tot een ware burgeroorlog. Dus moesten we een andere manier vinden om van het Afrikaanse continent terug op het Europese vasteland te geraken. De grens tussen Lybië en Egypte was sinds kort terug gesloten en - hoewel veel mensen ons dit vroegen - het is nog altijd te gevaarlijk om via centraal Afrika door te steken naar Marokko. Onze enige opties om "thuis" te geraken waren om vanuit Egypte of vanuit Israel naar Turkije te verschepen. Omdat we Jordanië zeker wouden bezoeken, viel onze keuze op Israël. Geen evidente keuze, want een bewijs van bezoek aan Israël in je paspoort kan problemen geven in een van de vele landen waarmee ze op slechte voet staan. Gelukkig hadden wij al een paar van die landen gepasseerd, dus moesten we ons voor de rest van deze reis geen zorgen maken. Toch vroegen we om ons visum op een apart blaadje te stempelen, want wie weet wanneer we eindelijk Iran kunnen bezoeken? Omgekeerd viel de stempel van Soedan in ons paspoort niet in goede aarde bij de Israeli... Terwijl iedereen de paspoortcontrole vlotjes doorging, mochten wij bijna twee uur op een bankje wachten tot we 'veilig' genoeg bevonden waren om hun land te bezoeken. Maar ondanks Bram zijn mug-shot op zijn paspoort, geraakten we toch binnen!
Onze zoektocht naar een camping in het resort-stadje Eilat, was niet echt succesvol. In plaats van 40 euro te betalen voor een lelijke kampplaats, trokken we ons samen met de andere hillie-billies terug op het publieke strand van Eilat: jong en oud, normaal en marginaal, in tentjes, caravans en vreemde constructies. Gratis kamperen aan het strand, ik ben benieuwd wat dat in België zou aantrekken?
Na een nachtje hier trokken we met Taniya en Clive de Negev-woestijn in, voor nog meer zand en stenen. In Israël is alles goed georganiseerd. In de natuurgebieden zijn er duidelijke wegmarkeringen en zelfs speciale 4x4-tracks. Op bepaalde aangeduide plaatsen mag je vrij kamperen, zonder voorzieningen, maar ook zonder de kans dat een ranger je wegjaagt of dat je je in het midden van een van de tientallen schietzones van het leger bevindt. Hier vierden we nu echt wel het afscheid van onze trouwe reisgezellen. Wat begon als een plan om een tiental dagen samen te reizen, liep uiteindelijk uit tot bijna drie maanden. Bij deze: Thanks Taniya and Clive for sharing, both some of the the crappiest moments as some of the most amazing times of the whole trip!
De rest van Israël lieten we voor later, en we staken de grens met Jordanië over. Wat een contrast, weg was de paranoia en de strengheid! Waar aan de Israelische grens absoluut geen plaats was voor mopjes, konden de Jordaanse grensbeambten het zelf niet laten om de plezante uit te hangen..."Come on sir, tell me where the bombs are...your wife already told us you have weapons in the car..." of "Sorry sir, but this stick is considered a weapon...I'll give it to your wife." Het werd een van onze meest komische grensovergangen.
Aqaba is de Jordaanse tegenhanger van Eilat, een kuststadje aan de Rode zee...maar dan met tien keer meer karakter. Dit is niet enkel een vakantieoord, het leeft echt. We kamperen aan het publieke strand een paar kilometers ten zuiden van het centrum. Het is een mooi strandje waar lokale gezinnen komen picknick-en en vrouwen volledig gekleed zich in het water wagen. Behalve ons staan er ook verschillende tenten van de vluchtelingen-organisatie UNCHR. Een vreemd zicht als je net het bordje leest waarop staat dat je tenten kan huren.
Bij een van deze tenten staat een man de omgewoelde aarde rond zijn tent te begieten. Wanneer ik verbaasd voorbijloop, nodigt hij me uit voor thee. Met een help mij-blik op Bram die aan het strand ligt, kruip ik toch mee zijn vluchtelingentent in..In de tent staat een geïmproviseerd bed, een tafeltje en een paar stoelen en een kist met snorkelmateriaal, dat hij aan zijn bezoekers uitleent. Hij steekt zijn gasvuurtje aan en begint thee te zetten. Hij is geen stadsmens zegt hij, zijn familie woont in het centrum, maar hij trekt zich hier liever rustig terug aan de zee. En de andere vluchtelingententen? Ah dat zijn vrienden...Later op de avond zullen we meer te weten komen over wat hij en zijn vrienden hier op dat strand komen zoeken.
Maar ondertussen geraken we aan de praat met enkele jonge mannen die na hun werk nog even kwamen zwemmen. Het is hun plicht om ons als gasten te ontvangen en we laten ons uiteindelijk overtuigen om met hun de stad in te trekken. We hebben er geen spijt van, we krijgen een ander beeld van Aqaba te zien: we drinken thee bij hun thuis, eten een kebabke, worden meegesleurd naar het hoogste hotel van de stad om vanop het dakterras de lichtjes van Aqaba te bewonderen en drinken tot middernacht koffiekes in de lokale parkjes. We leren de Jordaniërs kennen als humoristische, moderne en heel sociale mensen, misschien soms een beetje té sociaal.
Wanneer we 's nachts terug op onze 'camping' aankomen, wordt er van aan de vluchtelingententen uitbundig gezwaaid. Onze tuinman zit met zijn vrienden rond een volle tafel: zelf gevangen gegrilde vis, brood, volle glazen whisky en blikjes bier, waterpijpen. Zijn andere gasten lijken een voor een weggelopen uit een circus: een ex-stunt-waterskiëer, een klein rond mannetje dat kan dienen als menselijke kanonskogel, een kettingrokende vrouw met een baard...Blijkt dat ze allemaal in de stad wonen en hier gewoon hun dagen en avonden al drinkend komen doorbrengen voor ze 's nachts terug naar hun vrouw en kinderen gaan. Uiteindelijk blijven we dus alleen achter op een parking naast de hoofdweg, terwijl er 's nachts regelmatig auto's af en aan rijden. Misschien toch niet de plaats om lang te blijven rondhangen?
De volgende dag rijden we dan ook door naar Wadi Musa, het stadje grenzend aan het wereldberoemde Petra. De hele stad werd duizenden jaren geleden gehouwen uit de rood-rose rotsen van het dal, wat de stad de bijnaam "Rose City" geeft...daar moest ik toch echt naartoe? Ik probeerde Bram met de film van Indiana Jones, gefilmd in Petra, warm te krijgen voor weer een hoop oude stenen...Maar de kinderlijke avonturenfilm was niet echt een succes. Gelukkig was Petra zelf wel de moeite.
De toegang tot de stad Petra loopt via de 'siq', een smalle kloof waarvan de roze wanden zich metershoog uitstrekken. We waren de grote drukte voor, dus geen Japans gekwebbel, maar alleen onze voetstappen weergalmden tussen de wanden terwijl het licht door de smalle kloof sijpelde. Aan het uiteinde van de siq, kom je aan bij het meest bekende beeld van petra: de treasury! Sinds de problemen in Syrië is ook het aantal toeristen in buurland Jordanië zwaar gedaald, dus we hadden een zeldzaam zicht op de uitgehouwen gevel, zonder een horde toeristen ervoor.
Ook in de rest van Petra is het vrij gemakkelijk de toeristen te ontlopen. Je kan dagen vullen met wandelen door de canyons en valleien waar je overal in de rotsen de uitgehouwen rotswoningen ziet. Het is het einde van de lente en de struiken met roze bloemen staan volop in bloei, wat de hele vallei van Petra nog spectaculairder maakt. Het enige wat het plaatje ontsiert, zijn de tientallen of zelfs honderden kraampjes van de Bedouienen...aan elke bezienswaardigheid hebben ze wel een rommelig standje opgezet waar ze allemaal dezelfde brol verkopen...met gratis thee als verkoopstrucje. Voor ons nam dit een heel groot deel van de schoonheid van Petra weg. Dat en de aanhoudende voorstellen voor kamelen of ezeltochtjes (bedouien-ferrari) of de kreten van de bedouienen met cowboyhoden die al galloperend op hun paarden voorbijstuiven...'I'm Indiana Jooooooones'...Het hoort er bij zeker?
Een ticket voor een dag in Petra is duur...zo'n 50 euro per persoon. En een ticket voor twee dagen is maar een beetje duurder...55 euro. De keuze was dus snel gemaakt. En daar waren we blij om. Na de eerste dag zijn we doodop, en na al die kilometers wandelen hadden we nog maar een stuk gezien. De volgende ochtend proberen we via een andere kloof naar de stad te gaan, maar we worden door de veiligheid tegengehouden, want het is veel te gevaarlijk langs daar. Maar we mogen het wel doen op onze terugweg, want daar staat geen veiligheid...de logica zelve. Op onze terugweg vinden we tussen twee rotsen de ingang naar de andere kloof. Via smalle doorgangen en over grote rotsblokken komen we in een canyon terecht, die opnieuw volstaat met de roze bloemenstruiken. Het is een van de mooiste wandelingen van Petra...en absoluut niet gevaarlijk. Als het droog blijft tenminste. We kunnen ons levendig voorstellen wat een plotse overstroming met die grote rotsblokken in de smalle kloof doet.
Terug aangekomen aan het hotel waar we kamperen, wordt Bram bij de baas geroepen. We vroegen ons af wat het probleem zou kunnen zijn...Maar van zijn personeel had hij gehoord van onze reis en wou hij laten weten dat we deze nacht niet moesten betalen en dat we welkom waren voor het avondeten en het ontbijt. Een voorbeeldje van de Jordaanse gastvrijheid, waarvan we nog veel meer zullen zien.
Jordanië is eigenlijk niet echt een land voor mensen met een klein budget, de enige vorm van "camping" die ze kennen is in Bedouienententen waarvoor ze dan zonder blozen €70 voor vragen. Ook uit het wandelen in de natuurreservaten weten ze geld te slagen. Wandelen zonder gids gaat niet, en die moet natuurlijk dik betaald worden. Een dagje in het Dana Nature Reserve zou ons dus ver boven de €100 gekost hebben. Gelukkig vinden we op een paar kilometer van het park een slimme Jordaniër die op de rand van een prachtig dal een kamp heeft opgezet waar je waar krijgt voor je geld. De stormwinden die Jordanië sinds een dag of twee teisteren jagen ons in een van zijn kamers. Eigenlijk vullen we onze tijd daar met het drinken van thee, die onophoudelijk wordt aangevoerd, terwijl we uitkijken op de vallei waar de Bedouienen hun geiten hoeden. De plannen om te gaan wandelen vallen daarbij een beetje in het water...
Sinds we Afrika verlaten hebben, zitten we zonder GPS-kaarten. In Afrika gebruikten we naast de GPS ook gewone wegenkaarten, maar hier hebben we alleen onze slechte wegenkaart en de vaak ontbrekende wegmarkeringen in Jordanië om ons op te baseren. Met wisselend succes. Onderweg naar de Dode zee, staan we langs de kant van de weg met onze neus in de kaart. Een jonge man en zijn moeder in een minibusje vragen met gebaren of er een probleem is. Ze willen ons wel de weg uitleggen, maar eerst moeten we hun volgen naar hun huis om de hoek. Via de trappenhal die volstaat met planten en vaasjes komen we terecht in de gastenkamer waar hoekzetels met geborduurde bloemen en gouddraad, beeldjes van katten en Hollandse windmolentjes en foto's van de grootvader des huizes ons op gemak moeten doen voelen. De dochter brengt koffie en we doen ons best om een conversatie te voeren, maar met vijf woorden Engels van hun kant en vijf woorden Arabisch van onze kant geraken we niet ver. Maar toch is het hartelijk...want vanaf nu is dit ons huis. Waarom blijven we niet eten, en slapen? Omdat we toch nog ergens willen geraken die dag, weten we ons hieruit te praten en uiteindelijk terug aan de auto te belanden...maar niet zonder dat ik van de mama nog snel een vazeke in mijn handen krijg gestopt...for Belgium! De zoon rijdt nog een heel stuk mee om zeker te zijn dat we de juiste afslag nemen.
Vanuit de bergen rijden we langs een diepe canyon we naar beneden, ver naar beneden...Het is vreemd om in de bergen toch al een plaatje te zien met "sea-level". Maar dan moeten we nog een paar honderd meter zakken, want de Dode Zee, dat eigenlijk geen zee is maar een binnenmeer, ligt op meer dan 400 meter onder zeeniveau.
Het water ziet er misschien heel aanlokkelijk uit om in te springen, helder-turquoise en doodkalm...maar de spierwitte rand rond het water verraadt het tegendeel. De dode zee heeft een enorm hoog zoutgehalte en erin springen zou zelfs de stoerste mannen doen tranen. Maar het zout zorgt er ook voor dat je vanzelf blijft drijven. Iedereen kent waarschijnlijk wel de foto's van de mensen die een krant lezen in het water? Het is zo een van die dingen die nog op ons 'to-do-lijstje' staan. Op zoek naar een strandje dus, liefst met douches om het zout van ons af te spoelen. Maar de slaapplaatsen aan de Dode zee, waren niet echt voor ons budget...5-sterrenhotels voor honderden Euro of veel te dure betonnen bungalows zonder badkamer. Het bleef dus bij een picknick met prachtig zicht op de Dode zee. Het drijven zal voor aan de Israëlische kant zijn, waar ik tenminste ongegeneerd in een bikini kan rondlopen.
Zonder idee voor een slaapplaats rijden we terug het binnenland in en zoeken we onze weg naar "Wadi Bin Hammad". Jordanië heeft ontelbare wadi's: droge rivierbeddingen, vaak ingesneden in diepe canyons. Maar er zijn een paar wadi's waarin heel het jaar door water te vinden is, zoals de Wadi Bin Hammad. We hebben geluk en konden kamperen aan de ingang van de hot spring waar Jordaniërs, mannen en vrouwen apart, komen baden. De rivier in de wadi wordt gevoed door verschillende bronnen uit de rotswanden, zowel koudwater- als warmwaterbronnen. Tot aan onze knieën in het warme water, wandelen we door de canyon. De hoge wanden van de canyon lijken wel hangende tuinen: met palmbomen en roze bloemen die op verschillende hoogtes uit de rotsspleten groeien. De rotsblokken in de rivier doen op sommige plaatsen kleine warme jaccuzi's ontstaan: zalig zo'n privé-kuuroord! Het is zeker een van de mooiste wandelingen van heel de reis.
De rest van het land bestaat voor een groot deel uit woestijn, die zich in het noordoosten van het land helemaal uitstrekt tot aan de Irakese grens. In deze woestijn zijn her en der oude kastelen te vinden waar de rijkere heren zich in vervlogen tijden, ver weg van de sociale controle, terugtrokken om zich te goed te doen aan de jacht en decadente feestjes met drank en vrouwen...Die idee is eigenlijk interessanter als de kastelen zelf. Als er geen bordje bij zou staan, zou je er zo voorbij rijden. Ze zien er eerder uit als bunkers dan als weelderige kastelen en ze zijn zo klein dat de feestjes maar een zielige bedoening moeten geweest zijn. We doen zelfs de moeite niet om te stoppen en rijden door naar wat een van enige natuurparken in Jordanië zou zijn waar nog wild te vinden is: Het Shaumari Wildlife reserve, waar ze hun uiterste best zouden doen om het uitsterven van de Arabische Oryx tegen te gaan. Enkele jaren geleden was het gesloten voor renovatie...en dat is het nu nog. Het ziet er maar zielig uit; we rijden langs een afspanning waarachter niet veel leven meer te bespeuren is, enkel een paar wilde ezels en wat verbleekte beenderen.
De woestijn in deze streek is plat, zover als we kunnen kijken, is er geen heuveltje te zien. Wat we wel zien in de verte is pikzwarte lucht...En dan voor we het weten, begint het te regenen, in het midden van de woestijn! Het is kort maar krachtig en het water droogt zo snel op, dat een regenboog het enige bewijs is van de gepasseerde regen. En dan doet Bram zijn regendansje...dat had hij duidelijk niet mogen doen. Want 's nachts barst de hel los. In de vlakke woestijn hebben we geen enkele beschutting tegen de stormwinden en de regen. De wind beukt tegen de auto en de tent, die ondanks het stevige tentkader zwaar doorbuigt. De stokken van ons regenzeil worden uit het zeil getrokken en weggeslingerd, terwijl de regen en de hagelbollen ons bed doorweken. Het lijkt wel alsof de tent elk ogenblik kan breken. Maar door de tientallen blikseminslagen rondom ons voelen we ons nog altijd veiliger in de tent op de auto. Uit de tent kruipen om de auto in de lopen, lijkt niet echt een goed plan. Zelfs ik, met mijn anderhalve meter, zou het hoogste punt geweest zijn in deze vlakte...De hele nacht doen we geen oog dicht, maar de volgende ochtend schijnt de zon weer meedogenloos hard, zoals je zou verwachten in de woestijn. Gelukkig blijft de schade beperkt tot een paar scheurtjes in het tentzeil. Maar we hebben tenminste iets meegemaakt, want voor de rest is er in deze kant van Jordanië voor ons weinig te beleven.
We rijden de lange rit terug naar het zuiden, richting de Wadi Rum woestijn, een van de hoofdredenen voor ons om naar Jordanië te komen. De geruchten dat je zonder gids het beschermd gebied niet binnen mag met je eigen auto, waren uit de lucht gegrepen. Aan de ingang betaalden we zo'n €40 voor ons tweeën en de auto waarna we vier dagen vrij waren om te gaan en staan waar we wilden...zolang we de onzichtbare grens met Saoudi-Arabië maar niet overstaken. Net als in Namib-woestijn in Namibië is de Wadi Rum bekend voor haar rode zand, maar in plaats van grote rode zandduinen, wordt het landschap hier vooral bepaald door bergen van rode zandsteen, eeuwenlang gevormd en uitgesleten door de wind. Het gebied is een paradijs voor ons en onze auto. Tijdens de dag rijden we door het diepe zand genietend van het landschap dat verandert bij elke andere lichtinval. Tegen de avond zoeken we een plaats om te slapen in een van de ontelbare kloven, die wel speciaal voor ons als kampplaats zijn ontworpen. Tegen zonsondergang kruipen we op een van de omliggend rotsen om te zien hoe het omliggende landschap diep rood kleurt.
De streek wordt nog altijd bewoond door de Bedouienen, die hun geiten met het weinige gras proberen voeden. Naast de tentenkampen voor toeristen, stoten we dan ook regelmatig op de rommelige tentendorpen van de Bedouienen. Onderweg komen we hen met hun kuddes tegen, meestal te voet of op ezels, maar hier en daar zien we hoe ook hier het moderne leven doordringt en de geiten worden gehoed vanuit de pick-up. Airco en stereo op maximum volgen ze stapvoets hun geiten in hun zoektocht naar gras. Ik ben benieuwd hoe ze dit in het romantisch beeld van de Bedouien in de brochures zullen doen passen.
Op een van onze rondzwervingen, zien we zo'n moderne Bedouien, diep gebogen over de motorkap van zijn pick-up. Wanneer we stoppen om te helpen, komt ook zijn broer door het zand aangestoven met een witte landcruiser. Als dank voor het gebruiken van ons sleeptouw, worden we uitgenodigd voor de wekelijkse familielunch, die deze keer doorgaat achter de derde grote duin links. We proberen om met onze zwaargeladen defender hun lichte bakkies bij te houden en volgen hen tot een plek achter de duinen, waar 15 paar ogen ons vanop bedouienentapijten verrast aankijken. Een hele groep mannen in witte lange kleren en rode doeken rond hun hoofd gedrappeerd, zitten in een kring thee te drinken, terwijl de vrouwen, achter de schermen en ver uit het zicht, het eten klaarmaken. Als buitenlandse vrouw ben ik een uitzondering, en mag ik toch deel uitmaken van het exclusieve mannenclubje. Een paar onder hen spreken redelijk goed Engels en stellen zich op als tolk. Niet alleen voor de vertaling van al hun vragen, maar ook van de vuile moppen die er rond gaan. Hoe komt het dat er in elke familie wel ne zotte/vieze nonkel zit? Terwijl ze wachten tot ze bediend worden door hun vrouwen, houden de mannen zich bezig met jongens-spelletjes. Een voor een rijden ze hun bakkies met loeiende motoren de rode duin op, waarna degenen die de top niet haalden uitgejoeld worden. Met moeite kunnen we hun uitleggen dat onze auto van 3000 kilo daar echt niet voor gemaakt is. En dan komt het eten...Van de vrouwen is ook dan geen spoor te bekennen, de grotere kinderen halen de schotels vanuit de geïmproviseerde keuken: grote schalen met rijst waarop de gekookte geit is gepresenteerd. De oudere mannen krijgen het pronkstuk: de gekookte kop van de geit, maar met de lippen nog intact. Iedereen eet samen van de schotels, er is dan ook meer dan genoeg. Ik heb zo een vermoeden dat de vrouwen niet de beste stukjes hebben gekregen.
Na het eten druipt iedereen een voor een af, waarschijnlijk is het hoog tijd voor een siësta. Spontaan en onverwacht konden we zo toch een beetje proeven van de de bedouienencultuur, zonder zoals andere toeristen geld neer te tellen voor een georganiseerd traditioneel bedouienen-diner, met bijhorende traditionele dansjes.
Al bij al geen slechte dag om mijn leven als twintiger te beëindigen. Normaal was het ons plan om rond mijn dertigste verjaardag in mei 2013 thuis te zijn...Maar de reiskriebels waren te hardnekkig.. Dus vierde ik mijn dertigste verjaardag temidden van het rode zand. De dag begon met een doucheke onder de blote hemel en een ontbijtje van pannekoeken met choco, waarna we slalommend door de Wadi Rum op zoek gingen naar een nieuwe idyllische kampplaats. En we vonden weer een pareltje: op een heuveltje deze keer, met achter ons een metershoge kunstige rotswand en naast ons natuurlijke terrassen uitkijkend over de zandvlakte met rode bergen. Buiten de ondergaande zon heb je daar niet veel meer entertainment nodig voor een geslaagd verjaardagsfeestje! Het was een onvergetelijke dag, die ik voor geen geld van de wereld ergens anders had willen vieren. Al was er op ons terras meer dan genoeg plaats geweest voor familie en vrienden!
Het was ook een mooie afsluiter van Jordanië, een klein landje dat veel te bieden heeft. Het is een vrij modern land, waar zeker in de steden de Westerse invloed duidelijk te voelen is. Maar toch hangt hier de geur en de sfeer van het Midden-Oosten in de muziek, het eten (falafel, hummus en andere lekkernijen) en de mensen. We hebben Jordaniërs leren kennen als sociale welbespraakte, humoristische mensen. Maar vooral als mensen met een enorme drang om gastvrij te zijn. Mensen die je toevallig tegenkomt op straat of in de fallafel-bar zouden je zo in huis nemen, niet alleen voor de lunch, maar ook voor de nacht en liefst nog voor de rest van de week. Dat is natuurlijk fantastisch, maar soms wil je eigenlijk ook gewoon alleen zijn.
Hoewel het volk van Jordanië een indrukwekkende mengelmoes is, lijkt er toch een zekere eenheid te zijn. De mensen die we tegenkwamen waren alleszins trots op hun land en niet in het minst op hun koningshuis. Jordanië lijkt voorlopig nog een neutraal en veilig eilandje in het wespennest dat het Midden-Oosten nu is. Maar het land heeft meer en meer te lijden onder de jarenlange toevloed van vluchtelingen uit Palestina, Irak en nu ook uit Syrië. Uit het buurland zijn sinds het begin van de oorlog al een miljoen vluchtelingen toegestroomd, wat vooral voor water, voedsel en werk een grote last betekent voor een bevolking van nu 7 miljoen. Hopelijk worden ze niet verder meegesleurd in de oorlogen van hun buren.
- comments
tante Nelly dat is weer een schitterend reisverhaal waar ik ontzettend van genoten heb. Fijn dat jullie zoveel mooie dingen hebben kunnen beleven en het met het thuisfront willen delen. Ik neem aan dat Lore het verhaal voor haar rekening neemt en Bram de foto's. Ik ben jullie trouwe fan. geniet nog van het verdere verloop van jullie reis .Ik kijk er erg naar uit om jullie terug te zien . lieve groeten
tante Vike amaaaaai, dat was weer genieten van jullie verhaal!!!!
Sandra Merci Lore et Bram encore et toujours pour ce partage ;o) quel magnifique voyage. Que de découvertes et de rencontres multiples. Et tous ces pays si proche des guerres, de la souffrance .... on le sent si bien dans vos témoignages. Et puis vos photos splendides souvent pleines d'humour ;o) prenez votre temps pour les derniers pas ;o)